Als je me een paar jaar geleden had gevraagd wat ik vond van de woningcrisis in Nederland, had ik je meteen verteld dat het een schande is. Dat de overheid meer moest doen om betaalbare woningen beschikbaar te maken voor starters en huurders. Ik deed mee aan protesten, tekende petities en sprak me online uit over de oneerlijke verdeling van woonruimte. Wonen is een recht, niet iets wat enkel voor de rijken moet zijn weggelegd.
Maar ergens onderweg ben ik in een andere positie beland. Twee jaar geleden kocht ik mijn tweede woning. Het was een slimme investering, zo werd me verteld. De huizenprijzen stegen, en ik wilde niet achterblijven. Ik zag het niet alleen als financiële zekerheid voor mezelf, maar ook als een manier om later iets op te bouwen voor mijn toekomst. Ik vertelde mezelf dat het prima was, dat ik er niets verkeerds aan deed.
Toen ik besloot het appartement te verhuren, merkte ik hoe hoog de vraag was. Mensen stonden in de rij en boden zelfs boven de vraagprijs om maar een plek te kunnen bemachtigen. Ik realiseerde me dat ik makkelijk de huur kon verhogen, en ja, ik maakte daar gebruik van. Zonder er al te veel over na te denken, zette ik een stevige huurprijs neer, boven de marktwaarde, en binnen een paar dagen was het verhuurd.
Maar nu, als ik de nieuwsberichten lees over de woningnood, voel ik een ongemak opkomen. Ik zie de protesten waar ik vroeger zelf aan deelnam en voel me steeds meer een hypocriet. Hoe kan ik pleiten voor betaalbare huisvesting, terwijl ik zelf bijdraag aan het probleem door woekerhuren te vragen? Het voelt alsof ik aan twee kanten van de discussie sta, en dat wringt.
Aan de ene kant denk ik: waarom zou ik niet mogen profiteren van een systeem waar zoveel anderen ook gebruik van maken? Iedereen zegt dat investeren in vastgoed de manier is om jezelf te beschermen in deze onzekere tijden. Maar aan de andere kant besef ik dat ik exact deel uitmaak van het probleem waar ik vroeger zo tegen streed. Ik draag bij aan de woningcrisis die ik ooit zo hard veroordeelde.
Elke keer als ik weer huur ontvang van mijn woning, kan ik die knagende twijfel niet helemaal wegdrukken. Ik wil het goed doen, maar ik wil ook mijn investering beschermen. Het is een innerlijke strijd waar ik nog steeds niet helemaal uit ben.