Ik zit samen met Henny aan de keukentafel en kijk door het raam naar onze tuin, waar een dikke laag bladeren over het gras en het pad verspreid ligt. Al die bladeren komen van één plek: Jorrits grote boom, die zo dichtbij onze schutting staat dat zijn takken bijna in onze tuin hangen.
En eerlijk gezegd zijn we er helemaal klaar mee. Elk jaar, zodra de herfst begint, dwarrelen die bladeren onze tuin in. En wie mag het opruimen? Juist, wij.
We hebben al meerdere keren gedacht: moeten we het er gewoon bij laten of die bladeren terugscheppen over de schutting? Want eerlijk is eerlijk, het is niet onze taak om Jorrits rommel op te ruimen.
We voelen ons alsof we zijn tuinman zijn. Henny mompelde zelfs vanochtend geïrriteerd: “Jouw boom, jouw bladeren, dus jouw verantwoordelijkheid.” Hij heeft gelijk, maar toch willen we ook geen gedoe met de buren.
Deze ochtend, toen ik voor de derde keer die week met de bezem in de hand stond, hoorde ik Henny zuchten. Hij kijkt naar de bladeren en roept geïrriteerd: “Ruim die bladeren op of haal die boom uit je tuin!”
Het lijkt misschien overdreven, maar het is echt een doorn in ons oog geworden. Hoeveel tijd we al hebben besteed aan het opruimen van zijn rotzooi, ik wil het niet eens weten. Toch voelt het niet goed om zomaar al die bladeren terug te gooien, al is de verleiding groot.
We zijn bang dat als we dit nu blijven slikken, we ieder jaar weer opgescheept zitten met die ellende. We willen helemaal geen ruzie, maar Jorrit moet toch ook begrijpen dat zijn boom verantwoordelijkheden met zich meebrengt?
Aan de andere kant wil ik geen burenoorlog beginnen, want Jorrit is op zich een aardige man. Misschien beseft hij gewoon niet hoeveel overlast die bladeren geven.
Dus wat moeten we doen? Moeten we een vriendelijk gesprek aangaan en hopen dat hij inziet hoe vervelend dit is? Of maken we duidelijk dat het zijn probleem is en gooien we gewoon alles terug in zijn tuin?