Elke zondagmiddag, zo rond een uur of één, pakt Sarah haar spons en emmer om de ramen te wassen. Het is voor haar een routine geworden, een moment om even lekker bezig te zijn en tegelijkertijd haar huis op te frissen. Haar buren lijken het nooit een probleem te hebben gevonden – behalve één.
Haar buurman, meneer De Vries, is een vriendelijke maar uitgesproken man van ergens in de zeventig. Hij woont al meer dan veertig jaar in de straat en ziet zichzelf een beetje als de hoeder van de buurtregels. Zijn grootste regel? Op zondag wordt er niet gewerkt. En dat geldt blijkbaar ook voor ramen wassen.
De eerste keer dat hij haar erop aansprak, dacht Sarah dat hij een grapje maakte. Ze stond op haar keukentrapje, emmer in de ene hand, spons in de andere, toen hij vanuit zijn voortuin riep:
“Sarah, moet dat nou? Het is zondag, een dag van rust.”
Ze glimlachte beleefd en antwoordde iets in de trant van: “Oh, maar ik vind dit ontspannend!” en ging vrolijk verder met haar ramen. Hij schudde zijn hoofd en liep weg, maar ze zag hem nog een tijdje hoofdschuddend in zijn tuin staan.
Een week later, weer op zondag, stond hij aan haar deur. Dit keer was hij serieuzer. “Ik wil niet onbeleefd zijn, maar zondag is een rustdag. Het stoort me als ik mensen zie werken. Zou je je ramen niet op een andere dag kunnen doen?”
Op dat moment wist Sarah niet zo goed wat ze moest zeggen. Ze vond het onzin, eerlijk gezegd. We leven in een vrij land, toch? Ze respecteert zijn overtuiging, maar ze deelt hem niet. Voor haar is zondag gewoon een dag als alle andere. Maar ze wil ook geen ruzie met haar buurman. Ze waardeert het goede contact dat ze in de straat hebben, en hij is verder een aardige man. Hij brengt haar weleens appels uit zijn tuin en houdt een oogje in het zeil als ze een paar dagen weg is.
Dus wat moet ze doen?
Moet ze toegeven aan zijn verzoek en haar ramen op een andere dag wassen, puur om de vrede te bewaren? Of moet ze vasthouden aan haar eigen vrijheid en haar ramen blijven wassen wanneer ze dat wil, ondanks dat ze weet dat het hem stoort?
Ze betrapt zichzelf erop dat ze op zondagen inmiddels een beetje nerveus uit het raam kijkt. Staat meneer De Vries in zijn tuin? Kijkt hij afkeurend haar kant op? Soms voelt ze zich zelfs schuldig, en dat irriteert haar misschien nog wel het meest.
Wat zou jij doen in haar situatie? Toegeven uit beleefdheid of gewoon doorgaan met je eigen gewoontes? Ze hoort het graag!