Ik hoor het telkens weer: ouderen die klagen over hun pensioen. Hoe moeilijk het voor hen is om rond te komen, hoe oneerlijk het is dat ze na al die jaren werken niet genoeg geld krijgen om comfortabel van te leven. En begrijp me niet verkeerd, ik snap best dat het leven na je pensionering niet altijd gemakkelijk is. Maar eerlijk? Ik ben die klachten een beetje zat. Wij, de jongere generatie, hebben het namelijk ook niet makkelijk, en ik vind dat dat te vaak wordt vergeten.
Laten we beginnen met de huizenmarkt. Ik kan amper een betaalbare woning vinden, terwijl veel ouderen in hun ruime koophuizen blijven zitten, waar ze soms al dertig jaar wonen. Ze betalen nauwelijks hypotheeklasten meer, terwijl ik iedere maand de helft van mijn salaris aan huur kwijt ben. Als ik een huis wil kopen, moet ik concurreren met beleggers en woningen die binnen een dag verkocht zijn. Waar is de aandacht voor de generatie die nu keihard werkt, maar nooit de kans krijgt om hetzelfde financiële fundament op te bouwen?
En dan de pensioenen. Ja, er wordt geklaagd dat de pensioenen niet hard genoeg meegroeien met de inflatie, maar ik vraag me af of ze zich realiseren hoe onzeker het voor ons is. Tegen de tijd dat ik met pensioen ga, is het maar de vraag of er nog een fatsoenlijke regeling over is. We betalen ons hele leven pensioenpremie, maar of er tegen die tijd nog wat van overblijft, is een groot vraagteken. Ondertussen moeten we ook nog eens zelf zorgen voor extra spaarpotjes, want met alleen een basispensioen red je het straks niet.
Ik weet dat het leven na je pensioen niet altijd rozengeur en maneschijn is. Maar ik vraag me af of er echt nog genoeg begrip is voor hoe hard de jongere generaties moeten werken om dezelfde basis op te bouwen die de oudere generatie vaak al heeft. Wij hebben te maken met flexcontracten, onzekerheid over werk, en de constante druk om mee te blijven draaien in een maatschappij die steeds sneller verandert. En ondanks dat blijven wij doorgaan, zonder te klagen dat het vroeger beter was.
Het is niet zo dat ik ouderen hun pensioen misgun, helemaal niet. Ik gun iedereen een zorgeloze oude dag. Maar het voelt soms alsof hun klaagzang over pensioenen het gesprek over de problemen van jongere generaties overstemt. Wij krijgen steeds te horen dat we beter moeten sparen, harder moeten werken en niet moeten klagen. Maar waarom mogen wij dan niet ook eens onze zorgen uitspreken?
Als ik aan mijn toekomst denk, dan vraag ik me af of ik ooit die vrijheid zal voelen die veel gepensioneerden hebben. Die vrijheid om hun dagen in te vullen zoals ze willen, zonder de druk van werk. De vrijheid om tijd door te brengen met hun kleinkinderen, hobby’s op te pakken, of gewoon rustig in hun eigen tuin te zitten zonder dat het een stressfactor is of ze de huur of hypotheek wel kunnen betalen. Voor veel van ons voelt dat als een verre droom, omdat de realiteit zo anders is.
Ik weet dat deze mening niet door iedereen gedeeld zal worden. En ik snap dat ik misschien niet alle kanten van hun verhaal zie. Maar ik geloof echt dat er ruimte moet zijn voor begrip van beide kanten. Ouderen hebben een zwaar leven gehad, maar de tijden zijn veranderd, en dat maakt ons leven niet automatisch makkelijker. Het zou goed zijn als we elkaar niet alleen maar verwijten geven, maar ook zien dat we allemaal onze eigen uitdagingen hebben.
Dus ja, ik blijf erbij: ik vind dat ouderen best eens wat minder kunnen klagen over hun pensioen. Wij zitten namelijk met net zulke grote onzekerheden, als het niet meer is. Misschien kunnen we samen zoeken naar oplossingen, in plaats van elkaar te wijzen op wat we zogenaamd tekortkomen. Want als we niet met elkaar praten en naar elkaar luisteren, blijven we in een vicieuze cirkel zitten waarin iedereen zich onbegrepen voelt.