Het is zondagochtend, kwart over tien, en mijn man zit tevreden met zijn krant en koffie aan de keukentafel. Buiten fluiten de vogels, het zonnetje schijnt door het keukenraam. Maar ik voel vooral leegte. Geen appje. Geen belletje. Geen bezoek. Geen Moederdagontbijtje of bloemetje van mijn dochter Felien. Net als vorig jaar. En hoewel ik me had voorgenomen om het dit keer los te laten, merk ik dat het toch weer steekt.
Vorig jaar dacht ik nog: het is druk, ze is net moeder geworden, misschien was het gewoon teveel allemaal. Ik slikte mijn teleurstelling toen ze met Moederdag niet kwam, en glimlachte dapper toen ze zes weken later wél met Vaderdag voor de deur stond. Een mooie fles wijn en een kaart voor haar vader. Ik stond erbij, ik keek ernaar, en ik deed alsof het me niet raakte.
“Misschien overdrijf ik,” zeg ik nu hardop tegen mezelf, alsof ik daarmee mijn gedachten stil kan krijgen. “Felien is tenslotte ook moeder geworden, het is ook haar dag.” En dat snap ik heus wel. Ze heeft een peuter, een baan, een man die onregelmatig werkt. Haar agenda zit bomvol. Maar waarom is er dan wél ruimte in die agenda voor Vaderdag? Waarom lukt het dan wél om een cadeautje en een bezoekje te regelen?
Ik wil niet de moeder zijn die op Moederdag met een zuur gezicht zit. Dat ben ik eigenlijk nooit geweest. Maar ik voel me nu voor het tweede jaar op rij gepasseerd. En ik weet niet eens zeker of ik dat gevoel mag hebben. Ik heb er met niemand over gesproken, zelfs niet met mijn man. “Ze komt wel weer een andere keer,” zei hij vanochtend schouderophalend. “Maak je niet zo druk.” Maar hij ís niet de moeder in dit verhaal.
Misschien zit het ‘m ook in het verschil. De moeite die ze doet voor haar vader. Het gebaar. De aandacht. Ik zeg niet dat het oneerlijk is, maar het voelt… scheef. “Misschien voel ik me gewoon minder belangrijk,” hoor ik mezelf fluisteren terwijl ik een tweede kop koffie inschenk. En dat is geen prettig inzicht. Alsof ik ergens in haar volwassen leven een stapje terug heb moeten doen.
Ik ben jarenlang haar veilige haven geweest. De moeder die altijd luisterde, hielp, kookte, knutselde en troostte. “Je was een fantastische moeder,” zei ze ooit op mijn verjaardag. Ik geloofde haar. Misschien geloof ik haar nog steeds. Maar waarom voelt deze dag dan alsof ik vergeten ben?
Ik heb getwijfeld of ik haar iets moest sturen. Een luchtig appje, iets in de trant van: “Fijne Moederdag, lieverd!” Maar ik kon het niet. Het voelde te wrang. Alsof ik haar moest herinneren aan iets wat vanzelf zou moeten gaan. En misschien ben ik daar wel te trots voor. Of te gekwetst. Of allebei.
Als ik eerlijk ben, gun ik haar ook een fijne Moederdag. Echt waar. Ze doet het hartstikke goed, ik zie hoe lief ze is voor haar zoontje. Maar ergens hoopte ik dat ze zich nog herinnerde hoe dat voelde, als kind. Hoe belangrijk die dag vroeger voor haar was. Hoe blij ze werd van een tekening of een bosje bloemen van de markt. En hoe trots ik was op elk knutselwerkje dat ik van haar kreeg.
Misschien is dit gewoon een nieuwe fase. Een fase waarin je als moeder een stap opzij doet, zodat je dochter zelf moeder kan zijn. En dat begrijp ik, rationeel. Maar mijn hart vindt dat nog best lastig. Want in dat hart ben ik nog steeds gewoon haar moeder. En misschien had ik vandaag gewoon even willen horen: “Mam, ik ben je niet vergeten.”
Of dat nou met bloemen was geweest, een belletje, of gewoon een simpel appje. Want uiteindelijk gaat het niet om het cadeau, maar om het gebaar. Het teken dat je gezien wordt. Dat je nog telt. Ook als je rol wat kleiner is geworden.
En dus zit ik hier nu. Met mijn koffie en mijn gedachten. En ik besluit dat ik het gevoel mag hebben. Dat het niet verkeerd is om even verdrietig te zijn. “Voor Vaderdag doet ze wel moeite,” zeg ik zacht, bijna als verontschuldiging aan mezelf. En misschien is dat wel het begin van het gesprek dat ik toch eens met haar moet voeren. Niet uit boosheid, maar vanuit eerlijkheid. Want ook moeders willen soms gewoon even gezien worden.