Uit een recent onderzoek blijkt dat het AstraZeneca-vaccin mogelijk minder bescherming biedt tegen het coronavirus dan eerder gedacht. Wetenschappers ontdekten dat dit vaccin minder effectief is in het opwekken van beschermende antilichamen in de neus. Juist daar begint het virus vaak zijn aanval. Deze bevindingen roepen vragen op over de mate van bescherming die dit vaccin biedt tegen besmetting en verspreiding van Covid-19, vooral in vergelijking met andere vaccins zoals Pfizer.
Antilichamen in de neus zijn belangrijk voor bescherming
Wanneer je wordt blootgesteld aan het coronavirus, gebeurt dat meestal via de bovenste luchtwegen. Daar spelen neutraliserende antilichamen een sleutelrol. Deze antilichamen verhinderen dat het virus zich via de spike-eiwitten aan menselijke cellen kan binden. Het onderzoek toont aan dat er een aanzienlijk verschil is tussen de vaccins. Van de proefpersonen die gevaccineerd werden met Pfizer, ontwikkelde 96 procent antilichamen in de neus. Bij degenen die AstraZeneca ontvingen, was dat slechts 59 procent. Deze lokale antilichamen vormen een essentiële eerste barrière tegen het binnendringen van het virus, waardoor het risico op besmetting en verspreiding meteen lager ligt. Het verschil in effectiviteit is dus niet alleen theoretisch, maar ook meetbaar op het niveau van de eerste afweerlinie.
Pfizer-antistoffen neutraliseren het virus sterker
Het onderzoek keek niet alleen naar het aantal antilichamen, maar ook naar de kracht ervan. Ook hier bleek Pfizer beter te scoren. De lokale antilichamen bij Pfizer vertoonden een sterkere neutralisatie van het virale spike-eiwit dan bij AstraZeneca. Dat betekent dat niet alleen het aantal antilichamen hoger lag bij Pfizer, maar dat ze ook effectiever waren in het onschadelijk maken van het virus. Dit verschil kan gevolgen hebben voor het besmettingsgevaar vanuit gevaccineerde personen. Een opvallende conclusie uit het onderzoek is dat een eerdere besmetting met Covid-19 geen meetbare invloed had op de resultaten. Met andere woorden: ook wie al corona heeft gehad en gevaccineerd is, profiteert niet noodzakelijk van een betere lokale immuunrespons in de neus. De mate waarin het lichaam antilichamen aanmaakt na vaccinatie lijkt dus puur af te hangen van het type vaccin dat je hebt gekregen.
Verder onderzoek naar neusimmuniteit is nodig
Het belang van verder onderzoek naar de aanwezigheid van antistoffen op de plaats waar het virus het lichaam binnenkomt wordt benadrukt. Als de antilichamen ook in de neus aanwezig zijn, kunnen ze daar al een eerste barrière vormen tegen het binnendringen van het virus. Het is dus belangrijk om ook in de neus de reactie op een infectie en vaccinatie te onderzoeken. Deze oproep maakt duidelijk dat de medische wereld nog lang niet klaar is met het evalueren van de effectiviteit van vaccins, zeker niet nu nieuwe varianten zich blijven ontwikkelen.
In de tussentijd is het belangrijk dat mensen zich bewust zijn van de beperkingen van bepaalde vaccins en dat ze zich blijven houden aan de aanbevolen maatregelen om verspreiding van het virus te voorkomen. Het is ook aan te raden om op de hoogte te blijven van nieuwe ontwikkelingen en aanbevelingen van gezondheidsautoriteiten. Door samen te werken en informatie te delen, kunnen we de verspreiding van het virus beter beheersen en de gezondheid van iedereen beschermen.
Bron: Mamasenomas