Al sinds de middelbare school zijn we onafscheidelijk geweest. Mijn beste vriendin en ik deelden alles – de geheimen, de dromen, de kleine en grote momenten. We lachten om dezelfde dingen, en we wisten altijd wat de ander nodig had. Tot nu. Want sinds ik heb verteld dat ik kinderen wil, voel ik dat alles tussen ons aan het veranderen is. Sterker nog, ze heeft me gezegd dat ik haar verraad door moeder te willen worden. En nu zit ik hier, verscheurd tussen het verlangen naar een gezin en de angst om haar te verliezen.
Haar reactie was heftig, onverwacht. Toen ik haar voorzichtig vertelde dat ik met mijn partner over kinderen praatte, leek ze in eerste instantie stil, alsof ze het even moest verwerken. Maar daarna kwam de stortvloed van woorden, rauw en onvervalst. Ze zei dat ik een andere richting insla die alles wat we samen hebben verandert, dat ik kies voor een leven waar zij geen deel van wil uitmaken. Ik stond versteld. Wat had kinderen krijgen te maken met haar? Het voelde als een klap in mijn gezicht.
We hadden altijd een pact gehad, zei ze: dat we vrij en onafhankelijk zouden blijven. Geen kinderen, geen verplichtingen, gewoon wij en onze dromen. Ze herinnerde me aan al die keren dat we samen grinnikend naar huilende kinderen keken en zwoeren dat wij dat nooit zouden doen. Voor haar voelde mijn keuze als verraad aan die belofte, alsof ik haar liet zitten voor iets wat ze als een gevangenschap zag.
Sinds dat gesprek is onze vriendschap onherkenbaar veranderd. Ze vermijdt me vaker, en als we elkaar spreken, voel ik een ijzige afstand tussen ons. Ze zegt dat ik haar niet begrijp, dat ik “één van hen” ga worden – een moeder die alleen nog maar over haar kinderen praat, die haar eigen identiteit verliest. Ik probeer uit te leggen dat ik niet verander, dat ik nog steeds dezelfde Eva ben, alleen met nieuwe verlangens. Maar voor haar lijkt dat niet genoeg.
Wat me het meeste pijn doet, is haar harde oordeel. Ze lijkt te denken dat ik zwak ben, dat ik me conformeer aan de maatschappelijke verwachting van vrouw-zijn. Alsof ik geen eigen dromen meer mag hebben, omdat die toevallig kinderen bevatten. Ze beschuldigt me ervan haar in de steek te laten, een steek die ze ervaart als diep en persoonlijk. Ze wil niets weten van babyfoto’s, kinderfeestjes of slapeloze nachten. Voor haar zijn dat symbolen van een leven waar zij niets mee te maken wil hebben.
Nu voel ik me verscheurd tussen twee werelden. Aan de ene kant de droom van een gezin, een leven dat ik steeds duidelijker voor me zie. Aan de andere kant de vriendschap die jarenlang mijn fundament was, de persoon die alles van me weet en die altijd aan mijn zijde stond. Maar wat is een vriendschap nog waard als één van ons gedwongen wordt zichzelf te verloochenen om het te behouden?
Ik vraag me af of ik haar ooit kan overtuigen dat het moederschap geen einde is, maar een nieuw begin. Dat ik nog steeds dezelfde persoon ben, met dezelfde dromen, alleen nu met een diepere wens erbij. Maar die kloof tussen ons lijkt onoverbrugbaar. Ze wil geen kinderen in haar leven, en het pijnlijke besef groeit dat dat wellicht betekent dat ze mij ook niet meer wil.