De herfst komt eraan, en zo ook de vraag: wanneer zet ik de verwarming aan? Er zijn twee soorten mensen: zij die pas de verwarming aanzetten bij vriestemperaturen, en zij die al bij 19°C naar de thermostaat grijpen. Maar is het waar dat een kamer sneller opwarmt als de verwarming op de hoogste stand staat? In dit artikel ontmaskeren we deze en andere misvattingen over het gebruik van de verwarming. Deze fouten kunnen je veel geld kosten, dus lees zeker even door tot het einde!
Misvatting 1: Op stand 5 warmt de verwarming sneller op
Een thermostaat werkt anders dan een kraan. Bij een verwarming regel je niet de verhouding tussen warm en koud water, maar stel je de gewenste kamertemperatuur in. Als die bereikt is, vermindert een klep de waterstroom in de radiator. De temperatuur van het water dat door de radiator stroomt, is niet afhankelijk van de stand van de thermostaat. Dus bij de hoogste stand sluit de klep gewoon later, bijvoorbeeld bij 25°C in plaats van 21°C.
Misvatting 2: De sneeuwvlok voorkomt bevroren leidingen
Deze fout kan duur zijn, vooral als je op wintervakantie gaat en alle thermostaten op de vorstbeschermingsstand zet om energie te besparen. Deze instelling beschermt alleen de radiator zelf. Als de leidingen in de buitenmuur bevriezen, dekt de verzekering de schade niet. Je bent verplicht om voldoende te verwarmen in de winter. Vooral als je langere tijd weg bent, moeten de leidingen en muren niet te veel afkoelen. In appartementsgebouwen worden verwarmingsbuizen gedeeld, waardoor het risico op bevriezing afneemt.
Misvatting 3: Een gelijkmatige temperatuur bespaart energie
Dit is deels waar. Als je alle deuren openhoudt, moet je ervoor zorgen dat de radiatoren op elkaar zijn afgestemd. Anders doet één radiator het werk van de anderen, wat leidt tot hoger energieverbruik. In andere gevallen moet de kamertemperatuur aangepast zijn aan het gebruik. Bijvoorbeeld, 17°C is vaak genoeg voor de slaapkamer, terwijl we het in de badkamer graag warmer hebben. Gesloten deuren helpen om stookkosten te besparen.
Misvatting 4: Eén graad minder maakt geen verschil
Er zijn veel factoren die beïnvloeden hoeveel energie je kunt besparen door de temperatuur te verlagen, zoals isolatie, buitentemperatuur en luchtvochtigheid. Maar over het algemeen kun je voor elke graad dat je de temperatuur verlaagt, ongeveer 6% op de verwarmingskosten besparen. Als je een hal van 21°C naar 17°C verlaagt, daalt het verwarmingsverbruik met 24%.
Misvatting 5: Het huis uit, verwarming uit
Deze veelgehoorde zin kan tot misverstanden leiden. Hoewel het logisch is om de verwarming niet aan te laten als je 10 uur niet thuis bent, mag het huis niet te veel afkoelen. Dit komt door het ‘tegeleffect’. Net als tegels houdt koud metselwerk warmte vast en geeft het langzaam af. Je moet de lucht extra verwarmen om de koude van de muren te compenseren, wat meer energie kost. Bovendien, als het metselwerk te koud wordt, bestaat het risico op schimmel. Experts adviseren om de temperatuur niet onder de 15-17°C te laten komen.
Misvatting 6: Gordijnen houden de warmte binnen
In het noorden zie je zelden rolluiken. Ze kunnen echter nuttig zijn voor energiebesparing. Zware gordijnen hebben weinig effect op de warmtehuishouding. De warme lucht van de verwarming blijft achter de gordijnen hangen in plaats van de kamer in te gaan. Als een gordijn het thermostaat bedekt, wordt het misleid door de opgehoopte warme lucht, waardoor de radiator niet goed opwarmt.
Misvatting 7: Huurders mogen geen elektronische thermostaten installeren
Elektronische thermostaten besparen misschien niet zoveel als beloofd, maar ze zijn wel handig. Ze kunnen de temperatuur verhogen net voordat je opstaat of thuis komt, en beschermen tegen bevroren leidingen tijdens een lange winterreis. Veel huurders denken dat ze geen toestemming hebben om ze te installeren, maar volgens consumentenorganisaties is het geen probleem, zolang je de originele thermostaten bewaart.