Bijna een jaar geleden zette mijn vrouw een punt achter ons huwelijk. Voor mij kwam het als een klap uit het niets. We hadden natuurlijk onze strubbelingen, maar ik dacht altijd dat we het samen zouden oplossen. Zij dacht daar blijkbaar anders over. Binnen een paar weken was het beslist: we zouden scheiden. Ik had geen keus.
Inmiddels zijn we een jaar verder. Alles is goed geregeld. We hebben co-ouderschap, de verdeling is eerlijk en we communiceren als volwassenen. Maar hoe goed je het ook regelt, sommige dingen heb je niet in de hand. Onze kinderen, die eerst nog zo onbevangen leken, kijken me nu aan met een blik die ik niet begrijp. Ze zien mij als de boeman.
“Papa is weggegaan”
Kinderen horen dingen. Ze begrijpen ze alleen niet altijd zoals ze bedoeld zijn. Wat zij horen, is dat papa ergens anders is gaan wonen. Wat zij voelen, is dat papa dus degene was die wegging. En dus is papa de schuldige.
Ik heb geprobeerd het uit te leggen. Dat het niet mijn keuze was. Dat ik liever was gebleven. Maar hoe leg je zoiets uit aan kinderen? Het maakt ook eigenlijk niet uit. In hun ogen ben ik de reden dat hun veilige wereld is ingestort.
Toen we net uit elkaar waren, kwamen ze nog zonder protest. Inmiddels is dat anders. Ze willen liever bij mama blijven. Mama woont nog in het huis waar alles vertrouwd is. Daar staat hun bed, daar zijn hun spullen, daar is hun leven. Bij mij voelen ze zich anders. Niet thuis.
Van vader naar vreemdeling
Het doet pijn. Natuurlijk doet het pijn. Ik ben nog steeds hun vader, ik hou nog steeds evenveel van ze, maar ik voel hoe de afstand groeit. Soms krijg ik korte antwoorden aan de telefoon. Soms wordt er niet eens opgenomen. En als ze dan toch komen, kijken ze de eerste paar uur de kat uit de boom, alsof ik een vreemde ben.
Ik probeer er voor ze te zijn, zonder te forceren. Ik haal ze op, ik luister, ik laat ze weten dat ze altijd welkom zijn. Maar ik kan ze niet dwingen. Ik kan niet hun gevoel sturen. Ik kan alleen hopen dat ze, naarmate ze ouder worden, ooit begrijpen dat ik nooit ben weggegaan. Dat ik niet degene was die koos voor afstand. Dat ik hun vader ben en altijd zal blijven.
Voor nu wacht ik. Ik blijf staan. Want misschien, ooit, zetten zij zelf weer de stap naar mij.