“Alsjeblieft, doe niet zo flauw,” zegt Jeroen, terwijl onze vijfjarige zoon Mees met tranen in zijn ogen naar me opkijkt. Hij had net zijn toren van blokken omgegooid en was zichtbaar teleurgesteld. “Jongens huilen niet om zoiets kleins,” voegt Jeroen eraan toe, alsof het een universele regel is. Ik voel mijn spieren aanspannen.
Ik zucht, maar slik mijn woorden in. Dit gebeurt vaker dan me lief is. Voor Jeroen lijkt huilen iets wat alleen bij grote problemen hoort, terwijl ik juist wil dat Mees leert dat emoties er mogen zijn. “Wat maakt het uit als hij even verdrietig is?” vraag ik voorzichtig.
Jeroen haalt zijn schouders op en zegt: “Omdat hij anders nooit leert om sterk te zijn. Het leven is niet altijd makkelijk.”
Botsende visies
Dit gesprek hebben we al vaker gevoerd. Voor mij is het belangrijk dat Mees voelt dat hij zichzelf mag zijn, inclusief zijn tranen. Jeroen denkt daar anders over. Hij is opgevoed met het idee dat emoties tonen zwakte is, vooral bij jongens. “Je kunt huilen als je echt pijn hebt,” zegt hij vaak, “maar niet bij elk wissewasje.”
Ik snap ergens wel waar hij vandaan komt. Zijn vader zei vroeger waarschijnlijk hetzelfde tegen hem. Toch voelt het voor mij niet goed. Het laatste wat ik wil, is dat Mees zich op een dag schaamt om te huilen.
Een klein stapje vooruit
Die avond, als Mees in bed ligt, probeer ik het onderwerp opnieuw aan te snijden. “Weet je,” begin ik, “ik denk dat het goed is als we Mees laten zien dat verdriet hebben oké is. Het betekent niet dat hij zwak is, maar juist dat hij durft te voelen.”
Jeroen kijkt me aan, duidelijk niet overtuigd. “Maar wat als hij blijft huilen om alles? Hoe leer je hem dan wat écht belangrijk is?”
Ik glimlach een beetje. “Misschien door hem uit te leggen dat niet alles huilen waard is, zonder hem het gevoel te geven dat huilen fout is.”
Hij denkt even na en knikt dan langzaam. “Oké, misschien heb je wel een punt. Maar ik vind het nog steeds lastig om het te zien.”
Kleine overwinningen
De volgende dag breekt Mees opnieuw in tranen uit. Dit keer omdat zijn lievelingsknuffel niet mee naar school mocht. Ik wacht af, benieuwd naar Jeroens reactie. Tot mijn verbazing bukt hij zich naar Mees en zegt rustig: “Ik snap dat je dat niet leuk vindt, maar je kunt je knuffel straks weer zien.”
Mees snikt nog wat, maar lijkt getroost door Jeroens woorden. Ik glimlach naar Jeroen. Het is misschien een kleine stap, maar wel een belangrijke. Misschien, heel misschien, kan ik hem toch laten zien dat zelfs ‘grote jongens’ mogen huilen.