Tot 2040 worden er 48.000 nieuwe transformatorhuisjes in Nederland geplaatst door netbeheerders. Deze zijn nodig om het overvolle stroomnet te ontlasten. Deze transformatorhuisjes worden meestal in standaard groene of grijze kleuren gebouwd.
Organisatie Het Oversticht, die toeziet op de kwaliteit van de leefomgeving, vindt dit echter geen goede oplossing. Zij denken dat het beter en mooier kan.
Zorgen over eenvormigheid van de huisjes
De nieuwe transformatorhuisjes zien er allemaal hetzelfde uit. Ze zijn of grijs of groen, maar verder verschillen ze niet. Volgens Het Oversticht kunnen deze eenvormige huisjes het straatbeeld verpesten, vooral in historische binnensteden.
Sabine Bodingius, een medewerker van Het Oversticht, noemt sommige gevallen zelfs “extreem”. Ze is van mening dat deze huisjes een negatieve impact kunnen hebben op de omgeving.
Niet alleen Het Oversticht maakt zich zorgen. Ook buurtbewoners protesteren steeds vaker tegen de plaatsing van deze trafohuisjes in hun buurt. Het probleem is dat deze huisjes geen vergunning nodig hebben en dus overal geplaatst kunnen worden.
Netbeheerders zoals Enexis, Liander en Stedin zijn verantwoordelijk voor het aanleggen van nieuwe elektriciteitskabels en transformatorhuisjes. De komende jaren zullen ze veel nieuwe kabels aanleggen om het elektriciteitsnet te versterken.
Deze transformatorhuisjes zijn nodig om de hoge spanning om te zetten naar een lage spanning, zoals die thuis uit het stopcontact komt.
Waarom standaard oplossingen niet ideaal zijn
De netbeheerders kiezen voor standaard transformatorhuisjes omdat ze snel moeten handelen. Dit is noodzakelijk om de overbelasting van het elektriciteitsnet tegen te gaan.
Zonder deze huisjes kunnen mensen hun huizen niet verduurzamen. Daarom worden de huisjes in standaard formaten geplaatst, en gemeenten kiezen tussen een groen of grijs huisje. Alternatieven zijn er niet.
Het Oversticht ziet dit als een gemiste kans. Sabine Bodingius benadrukt dat vroeger veel aandacht werd besteed aan de vormgeving van trafohuisjes. Sommige werden zelfs door architecten ontworpen.
Ze noemt een voorbeeld van een modern transformatorhuis in Antwerpen dat er een stuk beter uitziet dan de huidige standaard huisjes in Nederland.
Het Oversticht vroeg twee studenten om onderzoek te doen naar hoe het anders kan. Een van de studenten, Derya Oztürk, ontdekte dat je transformatorhuisjes kunt combineren met andere voorzieningen.
Zo kan een huisje in een wijk met veel fietsen gecombineerd worden met een fietsenstalling en oplaadpunten, waardoor het minder opvalt. Ook ontwierp ze een zuil geïnspireerd op de Peperbus in Zwolle, waarin een transformatorhuisje verwerkt kan worden.
Samenwerking voor betere oplossingen
Netbeheerder Enexis staat open voor creatieve oplossingen, maar plaatst wel kanttekeningen. Volgens woordvoerder Cyriel Hamstra lopen de kosten flink op als er overal maatwerk moet worden toegepast.
Bovendien is er haast geboden om de capaciteitsproblemen op te lossen. Desondanks benadrukt hij dat de netbeheerder altijd probeert de huisjes zo goed mogelijk in de omgeving te laten passen, al lukt dat niet altijd.
Het Oversticht wil graag samenwerken met gemeenten en netbeheerders om tot betere oplossingen te komen. Zij geloven dat dit uiteindelijk voor iedereen voordelig is. Als er meer draagvlak is onder omwonenden, kunnen de huisjes sneller geplaatst worden.
Recent heeft Het Oversticht hun ideeën gedeeld met de Provinciale Staten van Overijssel. Statenlid Tiemen Jan van Dijk, van de VVD, was zo enthousiast dat hij een motie indiende.
Hij roept het provinciebestuur op om een ontwerpwedstrijd te organiseren voor innovatieve en esthetische transformatorhuisjes. Zijn doel is om praktische oplossingen te vinden zonder het straatbeeld te verstoren, vooral in historische wijken.
Bij de gemeente Zwolle wordt afgewacht welke mogelijkheden er zijn. Zij zullen uiteindelijk met Enexis moeten overleggen over de veiligheid en bereikbaarheid van de huisjes. Netbeheerder Enexis zegt bereid te zijn mee te denken, zolang de ideeën realistisch en uitvoerbaar zijn.
Bron: De Stentor